Ik ben te vroeg. Ik vind het fijn om te vroeg te zijn. Waarom? Omdat je moet wachten. En wachten dwingt je tot diepe zelfreflectie. In ons drukke bestaan is dat een vergeten kunst.
De parkeerplaats is leeg. De belijning ontbreekt, maar ik doe mijn best om de auto netjes haaks in te parkeren. Je moet immers denken aan de andere toeschouwers. Op mijn gemakje loop ik van de auto naar de entree. Zonder kaartje mag ik doorlopen door een smalle toegangspoort. Na de poort kom ik uit bij een gang met hoge, groene muren. Ik loop door totdat ik in een grote zaal aankom. Alle stoelen zijn nog vrij, maar ik neem nog geen plaats. Ik wil de ruimte eerst goed in me opnemen. Het is een vlakkevloertheater met op het fond een bomenrij. De rekwisieten bestaan uit boomstompen en keien. Op het eerste oog niets bijzonders. Achter de coulissen hoor ik het ensemble repeteren. Het is een bijzondere mengeling van klassiek en moderne popmuziek.
Een mooie opmaat naar het voorprogramma. Dat staat op het punt te beginnen, maar ik ben nog steeds de enige. Het werklicht dimt langzaam en ik spits mijn oren. Een bakkie licht een loofboom midden op het toneel uit. Bovenin de boom lijkt iets of iemand te zitten. Ik sta achter de zichtlijn en knijp met mijn ogen. Met mijn toneelkijker probeer ik de scène van dichterbij te aanschouwen. Ik zie plotseling een silhouet omhoogschieten en gelijktijdig zet de muziek in. Ik probeer de donkere gedaante bij te houden en kijk ademloos wat er gaat gebeuren. De klanken lijken staccatissimo, maar worden moeiteloos gebonden tot een ritmisch geheel. Met een accelerando en crescendo bouwt de spanning op totdat de climax wordt bereikt. Even hangt de luchtacrobaat stil in de lucht, maar al snel zweeft hij sierlijk naar beneden. De melodie vertraagt en klinkt nu haast alarmerend. Zodra de artiest veilig in de top van de boom landt stopt de muziek abrupt. Ik wil applaudisseren, maar houd me in. Het voelt toch raar om in je eentje te klappen. Ik ben nog steeds alleen, maar ik vind het niet erg. De solist houdt de luchtcapriolen voor gezien en verlaat de bühne. 
Het wordt tijd voor het volgende onderdeel van het voorprogramma. De aandacht wordt nu gevestigd op een kale boom aan de linkerzijde van het toneel. Twee percussionisten strijken neer op het dode hout. Met enig ritmegevoel geven ze met holle klanken kort leven aan de boom. De ziel weerklinkt door de zaal. Net wanneer ik met mijn hoofd begin mee te deinen verlaten de muzikanten hun instrument. Jammer, maar ze willen misschien niet de show stelen met dit interludium. Het hoofdprogramma moet immers nog beginnen.
Het werklicht dimt nog steeds. Een nieuw schimmenspel doet zich aan. Hoog bovenin de zaal, steekt een schaduwbeeld zich af tegen het donkerblauwe plafond. Het maakt een grote ronde langs de randen van de zaal. De muziek is minimalistisch, met af en toe een korte, explosieve noot. Soms verlies ik de artiest uit het oog, maar de falset wijst mij in de juiste richting. Deze scène is iets te modern voor mijn smaak, maar het is toch een mooi spektakel. 
De muziek sterft weg en de stilte begint steeds meer te overheersen. Ik voel de spanning in mij opbouwen. Het hoofdprogramma is nabij. Achter me hoor ik geritsel. Ik kijk om. Misschien komen nu de eerste toeschouwers binnen. Maar ik zie niemand. Ik richt mijn aandacht weer op het podium. De donkerslag in combinatie met de vochtig warme lucht in de zaal maakt me rozig. Ik lijk even weg te dommelen totdat ik plotseling wakker schrik, als ware ik vastzat in een boze droom. Een korte, heftige angstkreet dat nog het meest doet denken aan een hond in nood maakt zich meester van mijn gedachten. Het geluid klinkt achter mij. Maar zodra ik me weer omdraai kijk ik in een zwart gat. Mijn hartslag echoot nog na in mijn keel van deze theatercoup en ik tril als een rietje in de wind. Zou dit ook bij de show horen? Toch wat ongemakkelijk probeer ik mijn aandacht weer naar voren te richten. Het hoofdprogramma mag nu wel komen.

Het achtergrondkoor in de orkestbak lijkt zich ondertussen op te warmen voor wat er gaat komen. Ze produceren een diepe keelklank die moeilijk na te bootsen is. Bovenin de zaal verschijnen kleine, fonkelende lichtjes. Onvoldoende om de zaal te verlichten, maar ze geven wel een indruk hoe hoog het plafond is. De stilte keer weer terug. 
Nu gaat het…. 
Nog voor ik mijn gedachte kan afmaken bereikt een sonoor geratel mijn oren. Het is een diep en donker geluid dat eindeloos door lijkt te gaan. Af en toe wordt de melodie afgewisseld met een triller die nog lager van toon is. De frequentie doet mijn lichaam trillen van opwinding. Wie produceert deze onaardse tonen? Ik speur het speelvlak af, maar ik kan de bron niet ontwaren.  Af en toe lijk ik een glimp op te vangen van de operazanger pur sang, maar zeker weten doe ik het niet. 
Ik geniet van dit moment. Ik kan het niet delen met anderen, maar toch geniet ik intens. Dit moment is voor mij alleen. Uniek. De rest van de wereld weet niet wat ze mist. Doordrenkt van deze mystieke klanken dwalen mijn gedachten af. In een kort moment van helderheid kijk ik op mijn horloge en schrik van de tijd. Het sierdoek is nog niet gezakt, maar ik moet weg. In de duisternis baan ik mij een weg door de zaal richting de uitgang. De groene muren bij binnenkomst zijn inmiddels zwartgekleurd. Na de toegangspoort kom ik weer uit op de parkeerplaats waar mijn auto nog steeds zielsalleen staat. Ik stap in, start de auto en rijd weg. In mijn hoofd geef ik een ovatie.

Back to Top