De avondlucht schemert. Vanuit alle windrichtingen komen groepen spreeuwen samen op deze plek. Instinctief of ritueel, weet ik niet. De kleine zwermen klonteren zich tot een grote massa en ze golven door het luchtruim. Ik hoor de wind ruizen door hun veren. Het is een monochrome caleidoscoop die mij in trance brengt. Ik kan niet meer wegkijken.
De donkere schaduw trekt over het land en ik zie de dag langzaam veranderen in een nachtelijk tafereel. Alles wordt verslonden door het uitdijende zwarte gat. Het laatste zonlicht, de magentakleurige lucht, de tsjirpende krekels, maar ook mijn gedachten vallen ten prooi. Ik voel de roep om samen te komen en ik begrijp iedere beweging. Mijn lichaam deint mee als vanzelf en met mijn ogen zoek ik schichtig contact. Even maak ik onderdeel uit van het collectieve brein. Een transcendentale entiteit die alles overstijgt.
Elke poging om mij los te wrikken is zinloos. Ik ben een van hen. Ze accepteren mijn aanwezigheid. Ik kan niet zonder hen en zij niet zonder mij. We zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden voor dit moment. Om de stroming te voelen strek ik mijn hand richting de lucht. Ik zie het schaduwmonster in tweeën splijten. Het schaarse zonlicht bereikt mijn pupillen en ik ontwaak uit mijn droomtoestand. Ik ben weer alleen met mijn gedachten.