De dagen zijn kil en kort
En de scheurkalender is bijna klaar.
De mensheid, die mort.
Geen glimlach die ik ontwaar.
Ongeacht het kompas waarop ik vaar
Ons schip komt niet verder dan de kade.
Het is een onwaarschijnlijk jaar
Zonder enige genade.
Ik weet waar het aan schort.
Dat is me zonneklaar.
Er is een gapend tekort
Aan kerstballen en engelenhaar
Voor de kunstboom op het dressoir.
Die liggen verstopt in een doos of lade.
Ik weet alleen niet meer waar.
Elk plekje in huis sla ik gade.
Ik klim sport voor sport
De ladder op, naar zolder, alwaar
Ik mij vol overgave stort
Op dozen met een sticker 'breekbaar'.
Met geen oog voor gevaar
Ruim ik de opgeworpen barricade.
De bovenste doos blijkt topzwaar,
Valt om, en ik begin een tirade.
Alle spullen liggen door elkaar.
Geen kerstbal zonder schade.
Ach, het gaat om het gebaar.
Ooit wint het goede van het kwade.